Inleiding
We werken hard, maar het levert te weinig op. Misschien herken je deze stelling, bijvoorbeeld uit het boek Fantoomgroei van Sander Heijne en Hendrik Noten. Zij betogen dat we te weinig verdienen, omdat de gemiddelde lonen gecorrigeerd voor inflatie al vele jaren stagneren, terwijl de bedrijfswinsten blijven stijgen. Toch is ook dit betoog, hoewel terecht, niet wat we bedoelen. Wij werken te veel, omdat we in onze economie onvoldoende waar voor ons geld krijgen. Of beter gezegd: onvoldoende waarde voor ons geld. Want het ligt niet aan de hoeveelheid spullen die we kunnen kopen voor ons geld, integendeel. Kwantitatief gezien kopen we elk jaar meer: meer kleding, meer elektrische apparaten, meer meubels, enzovoorts. Maar kwalitatief krijgen we elk jaar minder. Onze kleding slijt sneller, de accu’s en opslagruimte van onze apparaten begeven het sneller, onze spaanplaatmeubels vallen sneller uit elkaar, enzovoorts.
Beleid van kunstmatige veroudering
Dit is geen ongeluk, dit is doelbewust beleid van bedrijven, beleid om producten kunstmatig te laten verouderen. Dit doen ze ofwel door de technische levensduur van producten korter te maken, ofwel door een product onderhevig te maken aan modetrends, waardoor de werkelijke (economische) levensduur korter wordt. Technische levensduur wil zeggen de levensduur die op basis van de onderliggende techniek mogelijk is. Dit hangt vaak af van de zwakste schakel in het product en is dus makkelijk te manipuleren. De economische levensduur hangt af van de voorkeuren van de consument: hoe lang vind je een product nog aantrekkelijk om te gebruiken? Dit is te manipuleren door een product uit de mode te laten gaan.
Het doel van kunstmatige veroudering is om zoveel mogelijk omzet – en daarmee winst – te genereren. Een bijeffect daarvan is dat er ongelofelijk veel energie, water, land en materialen volkomen onnodig verspild worden. Met alle gevolgen van dien.
Uit onderzoek door de Consumentenbond blijkt dat van veel elektrische apparaten de technische levensduur drie keer zo lang is als de werkelijke (economische) levensduur.[1] En dan te bedenken dat de technische levensduur bij de meeste producten kunstmatig verkort is! De totale hoeveelheid energie en materialen die we verbruiken voor de productie van elektrische apparaten kan dus met gemak met twee derde verlaagd worden, en daarna waarschijnlijk nog eens gehalveerd worden. Dit betekent dat voor deze producten het verbruik van energie, water, land en materialen met tientallen procenten gereduceerd kan worden zonder dat we er in welvaart op achteruitgaan. Integendeel, onze welvaart gaat er juist op vooruit.
We werken veel harder dan nodig is
Nu begrijpen we ineens dat de jacht van bedrijven op een zo hoog mogelijke omzet, en onze jacht op prijsknallers, een tweede bijeffect heeft: we werken veel harder dan nodig is. In plaats van drie elektrische apparaten hadden we er ook één kunnen kopen en maken. En als dat apparaat ontworpen was op een langere technische levensduur, dan waren wij – en het milieu – nóg beter af geweest.
Wij wilden weten hoeveel tijd het een gemiddeld huishouden zou schelen als consumenten ervoor zouden kiezen om de gebruiksduur van hun producten te verlengen. Daarom hebben we een gedetailleerd economisch model gebouwd met daarin allerlei soorten uitgaven – in totaal 116 verschillende soorten – die je kunt bedenken. Vervolgens hebben we gesimuleerd wat er met het huishoudboekje van een gemiddeld huishouden zou gebeuren als alle aankopen van dit huishouden gericht zouden zijn op gebruikswaarde en een lange levensduur. We kwamen erachter dat dit huishouden per saldo 10 procent minder hoeft uit te geven voor een vergelijkbare levensstandaard. Concreet betekent dit dat jij een halve dag per week meer werkt dan nodig is om in je levensbehoeften te voorzien.
Andere vormen van verspilling
Stel dat bedrijven er serieus werk van zouden maken om kunstmatige beperking van de technische levensduur een halt toe te roepen, dan zouden we uiteraard nóg minder hoeven te werken. Het is lastig te voorspellen hoeveel extra tijdwinst voor mensen en extra winst voor het milieu dit zou opleveren, maar het is overduidelijk dat de extra winst zeer groot is.
Het nadeel dat wij en het milieu ondervinden van verspilling in productieketens is eigenlijk nog maar het begin. Er zijn namelijk ook allerlei vormen van verspilling buiten de productieketens om, verspilling die te maken heeft met onze dagelijkse keuzes, keuzes die diepgaand beïnvloed worden door slimme marketing. Hoeveel verspilling van energie en materialen zouden we kunnen voorkomen als veel meer mensen met het openbaar vervoer zouden reizen? Hoeveel verspilling zouden we voorkomen als we vaker spullen zouden repareren en ze vaker met elkaar zouden delen? En hoeveel verspilling zouden we voorkomen als we meer rust zouden nemen en meer zouden genieten van genoeg, bijvoorbeeld vakanties dichterbij huis? Heel veel! Onze simulaties uit de interactieve huishoudtool laten zien dat een gemiddeld huishouden bij dit type keuzes 20 tot 30 procent minder hoeft uit te geven voor een vergelijkbare levensstandaard.
[1] Joris, I. (2016), ‘Lang leve levensduur’, Consumentenbond. Het stuk van de Consumentenbond is mede gebaseerd op de UNETO-VNI Tabel met gemiddelde gebruiksduurverwachtingen.