Een economenmythe is dat groei vanzelf ten goede komt aan mensen met lage inkomens. Feit is dat werkende armen er sinds 1980 cumulatief (dus in totaal) slechts 9% (!) in koopkracht op vooruit zijn gegaan, terwijl de hogere middenklasse en de rijken er bijna 40% (of meer) op vooruit zijn gegaan. Wat werkende armen écht zou helpen is een eerlijker inkomensverdeling. Maar werkende armen lijken helaas een vergeten groep te zijn in politiek en samenleving.
Wie zijn werkende armen?
Werkende armen zijn mensen die net iets meer verdienen dan het sociaal minimum, dus iets meer dan een bijstandsuitkering. Het zijn mensen met een slechte onderhandelingspositie op de arbeidsmarkt, waardoor ze hard moeten werken tegen relatief slechte arbeidsvoorwaarden. Een aanzienlijk deel van de werkende armen heeft geen vaste baan, maar een flexcontract, zo blijkt uit onderzoek van het SCP van enkele jaren geleden. Hún onderhandelingspositie op de arbeidsmarkt is relatief nog slechter. Onder deze groep zijn ook veel mensen te vinden die meerdere (flex)banen tegelijk draaien en nog steeds nauwelijks kunnen rondkomen. Het inkomen van werkende armen is alleen toereikend voor een sociale huurwoning, maar zoals bekend is de sociale woningbouw door politieke keuzes verschraald en zijn de wachtlijsten lang.
Wat doet de politiek?
Misschien vraag je je af: bestaanszekerheid was toch een belangrijk thema bij de verkiezingscampagne? Helpt dat? Onvoldoende. De maatregelen die partijen aandragen om de bestaanszekerheid te verbeteren, helpen werkende armen slechts mondjesmaat. Het verhogen van het minimumloon en de uitkeringen helpt een beetje, maar het punt is nu juist dat werkende armen vaak net bóven het sociaal minimum zitten. Politici lijken vast te zitten in een patroon waarin ze wél de koopkracht van mensen met de allerlaagste inkomens repareren (de groep op uitkeringsniveau), maar niet de koopkracht van de groep net daarboven.
Armoedeval
Dit probleem wordt versterkt door de zogenoemde armoedeval. Dat betekent dat als je meer gaat verdienen dan het sociaal minimum, de belastingen stijgen en de toeslagen dalen, waardoor je er netto amper op vooruitgaat. De bittere ironie is echter dat politici door het sleutelen aan koopkrachtplaatjes het belastingstelsel zó complex hebben gemaakt, dat de Belastingdienst vóór 2030 nauwelijks wijzigingen in belastingen en toeslagen meer kan doorvoeren… Een grondige herziening van het belasting- en toeslagenstelsel zal daarom nog jaren op zich laten wachten.
Wat kan de samenleving doen?
Maar we moeten niet alleen naar de politiek kijken. Blijkbaar zijn werkgevers, vakbonden, overheidsinstanties en ngo’s er ook niet in geslaagd om de problemen van werkende armen te agenderen en aan te pakken. Maar die mogelijkheden zijn er wél. Werkgevers kunnen deze groep betere contracten bieden. Vakbonden kunnen meer opkomen voor mensen met flexcontracten. Planbureaus kunnen de problemen van deze groep nadrukkelijker onder de aandacht brengen. Enzovoort. Laten we hopen dat druk van onderop alsnog tot verbeteringen leidt.
In ons boek Er is leven na de groei zijn vier hoofdstukken gewijd aan het thema ‘de basis op orde’: over ongelijkheid, sociale zekerheid en pensioenen, huisvesting en zorg.