De wonderen zijn de wereld nog niet uit: deze maand verscheen voor het eerst in 40 jaar (!) postgroei in een scenario van een adviesorgaan van de landelijke overheid. Het ‘Groen land’ scenario van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) is namelijk expliciet gebaseerd op postgroeiprincipes.
Waarom postgroei uit adviezen werd geschreven
Tot in de jaren ’70 en begin jaren ’80 was het gebruikelijk dat adviesorganen van de overheid, zoals de WRR, in scenariostudies niet alleen een groeiscenario opnamen, maar ook een postgroeiscenario (destijds selectieve groei genoemd). Halverwege de jaren ’80 werden postgroeiscenario’s geschrapt, vanwege een langdurige crisis aan de aanbodzijde van de economie. In die context was het begrijpelijk om aanbodgericht economisch beleid te voeren (niet per se om ook de consumptie te blijven opvoeren, maar dat terzijde).
Nadat de aanbodzijde van de economie meer dan hersteld is, is het postgroeidenken echter niet teruggekeerd. Dat is een kapitale fout geweest. Vanaf de jaren ’80 is als gevolg van consumptiegroei en zwak overheidsbeleid de ecologische voetafdruk niet gedaald, zoals dringend noodzakelijk was en is, maar met 30 procent gestegen. Voor zover wij weten, is de Ruimtelijke Verkenning 2023 van het PBL sindsdien de eerste studie waarin weer een postgroeiscenario voor Nederland is uitgewerkt als volwaardig alternatief voor een groenegroeiscenario. Dat is een mooie stap die andere adviesorganen zouden moeten volgen.
Opvallendheden in het ‘Groen land’ scenario
Een paar opvallende kenmerken uit het ‘Groen land’ scenario van het PBL op een rij:
- De definitie: “Een postgroeieconomie is gericht op vermindering van materialengebruik en emissies, afgedwongen door de Rijksoverheid. Duurzame innovatieve bedrijven spelen grote rol.”
- Interessant is dat het PBL cultuurverandering als startpunt neemt voor de transitie naar een postgroeisamenleving. “Mensen zien zich als onderdeel van de natuur en vinden publieke waarden in de samenleving belangrijk. Prioriteit voor ‘planet’. Natuurlijke oplossingen gaan voor technologische.”
- De Rijksoverheid voert in de PBL-visie stevige regie om aanpassing van consumptiepatronen te stimuleren. Ook neemt de overheid de regie om ruimtelijke keuzes te maken waarbij de natuur niet langer een sluitpost is.
- Nabijheid krijgt prioriteit in het mobiliteitsbeleid: bestemmingen zijn zoveel mogelijk lopend of fietsend bereikbaar.
- In alle steden komen stadshubs: “knooppunten waar niet alleen productstromen bijeenkomen, maar die ook goed (per fiets) bereikbaar zijn voor stedelingen die er terechtkunnen voor bijvoorbeeld productupgrades (refurbishment).”
- In het advies staat een opmerkelijk voorstel. “Het Rijk introduceert een ‘planeetpuntensysteem’: een jaarlijks budget voor iedereen, te besteden aan leefomgevingsonvriendelijk gedrag, niet overdraagbaar en niet verhandelbaar.” Het is goed dat dit voorstel, in tegenstelling tot het huidige beleid, rekening houdt met (klimaat)ongelijkheid, maar dit is niet de goede manier. In ons boek Er is leven na de groei doen we alternatieve voorstellen voor milieubeleid dat rekening houdt met klimaatongelijkheid zonder dat er een puntensysteem voor nodig is.
Hoi!
Kun je misschien nog een keer uitleggen waarom een niet-overdraagbaar, niet-verhandelbaar planeetpunten systeem niet de goede manier is? Ik heb het boek gelezen, maar kan me niet helemaal herinneren wat de precieze reden is dat dit geen goede idee is (of een minder goed idee dan een eerlijke heffing op consumptie i.c.m. een lagere arbeidsbelasting). Wil het graag begrijpen!
Een studie van TNO (‘Anders consumeren om klimaatdoelen te halen’) vat de bezwaren tegen een puntensysteem als volgt samen: “Het blijft echter de vraag of kwetsbare groepen in de bevolking mee kunnen doen aan een dergelijk systeem. Uit een studie in het Verenigd Koninkrijk blijkt dat de meeste huishoudens met een laag inkomen erop vooruitgaan, omdat ze CO2-rechten overhouden die ze kunnen verkopen (Fuso Nerini, Fawcett, Parag, & Ekins, 2021). Er was echter ook een groep huishoudens met een laag inkomen, die door omstandigheden (zoals een grote afstand naar werk of een slecht huis) extra CO2-rechten zou moeten bijkopen en erop achteruitgaat. Een ander obstakel vormt de politieke en publieke weerstand tegen zo’n systeem.”